In het park hebben we drie verschillende soorten galappels ontdekt in de eikenbomen. Deze worden veroorzaakt door galwespen, een insectensoort die behoort tot de groep van vliesvleugeligen en afwijkt van de meer bekende wespensoorten. In tegenstelling tot gewone wespen of hoornaars bouwen galwespen geen nesten. Wat hen juist kenmerkt, is dat ze hun eitjes leggen in bladeren van bloemen, planten of bomen. Hiervoor maken ze gebruik van hun legboor, een specifiek orgaan dat je kunt vergelijken met de angel van een gewone wesp. Ze lijken totaal niet op de wespen die we allemaal kennen. Ze zijn erg klein, met een lengte variërend tussen 1 en 9 millimeter, hebben een zwarte of glanzend roodbruine kleur en beschikken over goed ontwikkelde vleugels. In totaal bestaan er 23 verschillende soorten galwespen, die vooral makkelijk te herkennen zijn aan de vorm van de gallen die zij veroorzaken en de specifieke planten waarin zij hun eitjes leggen.
Hieronder volgt een beschrijving van de drie galen die zich in de eiken bevinden.

1 De ananasgal, ook bekend als het eikenroosje, is een opmerkelijke vorm van galvorming die te vinden is op zomereiken en wintereiken. Deze eigenaardige structuur ontstaat doordat de Ananasgalwesp (Andricus foecundatrix) een eitje legt in een bladknop van de eik. Vervolgens groeien de schutbladen van de knop dakpansgewijs uit tot een 2 tot 3 cm grote gal die qua uiterlijk doet denken aan een dennenappel of ananas.
Het proces begint met de wesp, die per bladknop slechts één eitje afzet. De gevormde gal valt vanaf eind augustus vaak in zijn geheel van de boom, maar soms blijft de knop zitten en opent deze zich in de herfst. Wanneer dat gebeurt, valt de gal met daarin de larve van de wesp op de grond. In deze gal overwintert de larve, wachtend op de lente of zelfs tot enkele jaren later. Gedurende het daaropvolgende voorjaar komen alleen vrouwelijke galwespen tevoorschijn. Deze wespen leggen onbevruchte eitjes aan de basis van de mannelijke bloeiwijze van de eik, wat leidt tot de ontwikkeling van kleine, ovale gallen (2–3 mm groot) met fijne haartjes. Uit deze gallen groeien zowel mannelijke als vrouwelijke galwespen.
Deze gallen veranderen na verloop van tijd van kleur, van lichtgroen naar bruin, terwijl ze hun levenscyclus doorlopen. Het hele proces vormt een boeiend voorbeeld van hoe sterk bepaalde insecten verbonden zijn met specifieke plantensoorten in hun levensstadia.
2 De knikkergal, ook bekend als galnoot, is een gladde, ronde gal van 10–20 mm groot die ontstaat in de bladoksels van tweejarig hout van zowel de zomereik als de wintereik. Deze karakteristieke structuur wordt veroorzaakt door de galwesp (Andricus kollari). De galwesp legt haar eitjes in de bladoksels van de boom, wat de boom aanzet tot het vormen van gallen als reactie. In eerste instantie is de gal groen van kleur, maar tegen augustus kleurt deze bruin en krijgt een stevige, harde wand. Binnenin de gal bevindt zich de larve van de galwesp. Eind augustus tot begin september komt de volwassen galwesp via een houtworm-achtig gaatje uit de gal en verlaat deze. Opmerkelijk is dat de lege gal vaak nog aan de boom blijft hangen.
Uit deze knikkergal komen zowel mannelijke als vrouwelijke galwespen. Nadat ze hebben gepaard en de vrouwtjes bevrucht zijn, leggen de vrouwelijke knikkergalwespen hun eitjes op een andere eikensoort, namelijk de moseik. Deze eik reageert op de eitjes door een ander type gallen te vormen, bekend als vogelnestgallen. Uit deze gallen komen uitsluitend vrouwelijke galwespen tevoorschijn. De onbevruchte vrouwelijke galwespen starten vervolgens de cyclus opnieuw door hun eitjes af te zetten op een zomer- of wintereik.
3 De lensgallen hebben een gelige, platronde vorm en verkleuren na verloop van tijd naar rood. Deze unieke structuur ontstaat door de lensgalwesp (Neuroterus quercusbaccarum). Op de bovenkant van het blad zijn de aanhechtingspunten van deze gallen duidelijk te zien als kleine gele stippen. In elke gal bevindt zich één enkele larve. De ronde, bolvormige gallen die in het voorjaar worden gevonden, hebben een diameter van 5 tot 7 millimeter. Aanvankelijk zijn ze groen van kleur, maar later nemen ze een roodbruine tint aan.
De ronde bolvormige gallen bevatten uitsluitend larven van vrouwelijke lensgalwespen, die in deze gallen overwinteren. De gallen laten eerder los van het blad dan dat het blad zelf van de boom valt. Gallen die aan het blad blijven vastzitten, drogen uit en komen niet tot ontwikkeling. De larven voltooien hun ontwikkeling in de gallen die op de grond zijn gevallen. In mei verschijnen vervolgens bes galletjes, gevormd door de inmiddels uitgekomen wespen. Deze galletjes zijn te vinden zowel op de jonge bladeren als op de bloemsteeltjes van de zomereik. In deze bes galletjes kunnen larven van zowel vrouwelijke als mannelijke galwespen aanwezig zijn.
Maak jouw eigen website met JouwWeb