In deze blogs delen we informatie over verschillende onderwerpen die verband houden met Het Luitzenpark. We richten ons hierbij vooral op de dieren en planten die in het park voorkomen.


De porseleinzwam – een glanzend juweel van het beukenbos

Tijdens een wandeling door het bos kwamen we een beuk tegen met prachtige porseleinzwammen. Hun glanzend witte hoeden straalden in het zachte herfstlicht, alsof ze van echt porselein waren vervaardigd. De porseleinzwam is zonder twijfel een van de meest sierlijke paddenstoelen van het najaar – breekbaar, doorschijnend en bijna magisch tussen de bomen.

Wie in de herfst een beukenbos verkent, heeft een goede kans om deze zwammen te ontdekken. Vooral op vochtige dagen lijken hun witte hoeden nog meer te glanzen in het zonlicht dat door het bladerdak sijpelt. Ze groeien vaak in kleine groepjes, hoog op de stam van een beuk, en als het meezit, kun je ze van onderen bewonderen. Door hun bijna doorschijnende hoeden lijken ze dan een zacht licht uit te stralen.

De porseleinzwam leeft meestal op levende beuken, waar hij langzaam voedingsstoffen uit de boom haalt. Soms groeit hij ook op dood hout, zoals oude stammen of afgevallen takken. Heel af en toe verschijnt hij op andere loofbomen, zoals eiken, maar zijn voorkeur ligt duidelijk bij beukenbossen op zandgrond.

Wat deze zwam bijzonder maakt, is dat hij een natuurlijke stof aanmaakt die andere schimmels tegenwerkt. Dankzij die eigenschap weet hij zijn plek goed te verdedigen. Wetenschappers ontdekten later dat deze stof – strobilurine – zo effectief is, dat ze er zelfs moderne middelen tegen schimmelziektes in de landbouw op hebben gebaseerd.

Hoewel de porseleinzwam kieskeurig is in waar hij groeit, komt hij redelijk vaak voor in Noord- en Midden-Europa – overal waar beuken staan. Hij staat niet op de Rode Lijst en wordt dus niet als bedreigd beschouwd.

Als je een jonge porseleinzwam van dichtbij bekijkt, zie je dat hij begint als een klein, grijs bolletje. Daarna ontvouwt hij zich langzaam tot een glanzend witte hoed die bijna doorzichtig lijkt. Uiteindelijk vervalt hij tot een zachte, slijmerige massa – maar op zijn hoogtepunt is het een echt juweeltje van het bos.

De hoed van de porseleinzwam is bedekt met een dun laagje slijm, dat hem een glanzende, bijna natte uitstraling geeft. Dat slijmlaagje beschermt de zwam tegen uitdroging en insecten. Op regenachtige dagen zie je soms hoe de druppels over het oppervlak glijden als over een stuk geglazuurd porselein.

Op sommige plekken in het bos lijken beukenstammen bedekt met een dun wit poeder. Dat zijn de sporen van de porseleinzwam: minuscule deeltjes waarmee hij zich voortplant. Zo verspreidt hij zich naar andere bomen en dode stammen in de omgeving.

De aanwezigheid van de porseleinzwam vertelt eigenlijk twee verhalen. Aan de ene kant wijst hij erop dat de beuk waarop hij groeit verzwakt is en het moeilijk heeft. Aan de andere kant laat hij zien dat de natuur zichzelf herstelt. Zwammen als deze ruimen dood hout op en zetten het om in voedingsstoffen voor nieuwe planten en bomen. Zonder schimmels zou het bos uiteindelijk verstikken onder zijn eigen bladeren en takken.

De porseleinzwam is dus niet alleen mooi, maar ook belangrijk. Hij maakt deel uit van de grote kringloop van het bos, waarin alles met elkaar verbonden is: groei, verval en nieuw leven.

Gelukkig hebben wij hem niet in het Luitzenpark

In het Luitzenpark zul je de porseleinzwam niet snel tegenkomen – en dat is eigenlijk goed nieuws. Deze paddenstoel groeit vooral op beuken die verzwakt of ziek zijn. Dat we hem hier niet zien, betekent dus dat de beuken in het park nog gezond en vitaal zijn. De bomen staan stevig, het bladerdak is vol, en er is weinig dood hout waarin de zwam zich thuis zou voelen.

Dat maakt het Luitzenpark tot een plek waar de natuur in balans is. En mochten er ooit toch porseleinzwammen verschijnen, dan weten we: het bos is druk bezig met zijn natuurlijke kringloop. Maar voorlopig genieten we gewoon van sterke, gezonde beuken – en dat houden we natuurlijk graag zo!



Heksenboter – een vreemde maar fascinerende slijmzwam

In het Luitzenpark kun je een interessante verschijning tegenkomen: heksenboter, ook bekend als runbloem (Fuligo septica). Deze felgele slijmzwam uit de familie Physaraceae trekt aandacht dankzij zijn plasmodium, een beweeglijke, levende massa die vaak een glanzend spoor achterlaat. Heksenboter voedt zich met micro-organismen en groeit voornamelijk op dood hout, hoewel het soms ook binnenshuis op muren kan verschijnen. Wanneer de zwam in een omgeving komt met weinig voedsel of water, verandert zijn uiterlijk aanzienlijk.

Lees meer »

Galwespen.

In het park hebben we drie verschillende soorten galappels ontdekt in de eikenbomen. Deze worden veroorzaakt door galwespen, een insectensoort die behoort tot de groep van vliesvleugeligen en afwijkt van de meer bekende wespensoorten. In tegenstelling tot gewone wespen of hoornaars bouwen galwespen geen nesten. Wat hen juist kenmerkt, is dat ze hun eitjes leggen in bladeren van bloemen, planten of bomen. Hiervoor maken ze gebruik van hun legboor, een specifiek orgaan dat je kunt vergelijken met de angel van een gewone wesp. Ze lijken totaal niet op de wespen die we allemaal kennen. Ze zijn erg klein, met een lengte variërend tussen 1 en 9 millimeter, hebben een zwarte of glanzend roodbruine kleur en beschikken over goed ontwikkelde vleugels. In totaal bestaan er 23 verschillende soorten galwespen, die vooral makkelijk te herkennen zijn aan de vorm van de gallen die zij veroorzaken en de specifieke planten waarin zij hun eitjes leggen.

Lees meer »

Padden

De gewone pad is, ondanks zijn soms algemene aanwezigheid, een soort die niet snel opvalt. Zijn verborgen leefwijze en uitstekende schutkleur zorgen ervoor dat hij niet snel in het oog springt. De gewone pad heeft het grootste verspreidingsgebied van alle amfibieën in Europa en behoort, samen met de bruine kikker en de boomkikker, tot de meest bekende kikkersoorten van het continent. Behalve in Ierland en IJsland, is de gewone pad in alle Europese landen te vinden. Buiten de voortplantingstijd is de pad vooral actief in de schemering en 's nachts, terwijl hij zich overdag verschuilt in zelf gegraven holletjes of onder stenen, houtstronken en in struiken. Zodra de winter aanbreekt, zoekt hij een dieper gelegen schuilplaats en gaat dan in winterslaap. Tijdens deze maandenlange sluimerende toestand eet en beweegt de pad niet; zijn stofwisseling komt vrijwel tot stilstand. De gewone pad overwintert soms op de bodem van een poel in de modder, maar meestal gebeurt dit op het land.

Lees meer »